Deze opname is door technische problemen niet helemaal vanaf het begin opgenomen. Ik begon met het voorlezen van Jesaja 60:1-3 uit de vertaling van Het Boek: "Sta op, mijn volk! Laat uw licht schijnen, zodat alle volken het zien! Want de glorie van de HERE stroomt over u heen. Een duisternis, zwart als de nacht, zal alle volken van de aarde omhullen, maar de glorie van de HERE zal van u afstralen. Alle volken zullen op uw licht afkomen; machtige koningen zullen komen om te zien hoe de glorie van de HERE op u rust."
Bijzonder hoe hoog de roeping en de verwachting was die God had voor dat kleine volkje Israel temidden van de grootmachten van die tijd. Diezelfde roeping legt God ook op ons als Gemeente - temidden van het intimiderende wereldgebeuren om ons heen. Daarover spreekt Paulus in de Efezebrief. God geeft zijn volk daarmee een enorm vertrouwen. Het is een groot voorrecht om zo het licht van God in ons en over ons te ontvangen en dat te mogen doorgeven aan een wereld in duisternis. Mensen die het licht niet hebben komen op het licht af.
Maar willen we dat eigenlijk wel? Is het niet veel gemakkelijker om het licht te koesteren in ons binnenste of in het intieme en veilige samenzijn met gelovigen? De wereld is bedreigend en begrijpt ons niet. Willen we wel dat dat op ons af komt? En, als dat gebeurt, weten we dan wel hoe daar mee om te gaan?